-
1 tegenstrijdig
adj. contradictory, discordant, conflicting, discrepant, inconsistent, self contradictory, warring, ambivalent, paradoxical -
2 tegenstrijdig
1 contradictory, conflicting♦voorbeelden:tegenstrijdige gevoelens • contradictory feelingstegenstrijdig handelen • act inconsistently -
3 contradictoir
adj. contradictory, opposing; inconsistent -
4 contrair
adj. contrary, contradictory, opposed; stubborn, obstinate -
5 inconsistent
adj. inconsistent, incompatible, contradictory, incongruous; changeable -
6 met zichzelf in tegenspraak
adj. self contradictory -
7 strijdig
adj. contrary, contradictory, opponent -
8 tegenstrijdig
• adverse to each other• contradictory• in conflict• opposed• opposite -
9 bijten
1 [de tanden in iets zetten] bite♦voorbeelden:van zich af bijten • give as good as one gets, stick up for oneselfpeper bijt op de tong • pepper burns the tongue1 [de tanden zetten in] bite♦voorbeelden:1 [door bijten in een toestand brengen] bite♦voorbeelden: -
10 dat is in tegenspraak met hetgeen hij eerder gezegd heeft
dat is in tegenspraak met hetgeen hij eerder gezegd heeftthat's inconsistent with/contradictory to what he said beforeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat is in tegenspraak met hetgeen hij eerder gezegd heeft
-
11 elkaar niet bijten
elkaar niet bijtenbe compatible, not be contradictory 〈 bijvoorbeeld van opvattingen, ideeën〉Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > elkaar niet bijten
-
12 elkaar tegensprekende mededelingen
elkaar tegensprekende mededelingencontradictory/conflicting statementsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > elkaar tegensprekende mededelingen
-
13 loodrecht op iets staan
loodrecht op iets staanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > loodrecht op iets staan
-
14 loodrecht
♦voorbeelden:2 loodrecht vlak • perpendicular/vertical (plane) -
15 met elkaar in strijd zijn
met elkaar in strijd zijnVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met elkaar in strijd zijn
-
16 strijd
♦voorbeelden:hevige/zware strijd • fierce battle/struggle/fighting, battle royalde strijd aanbinden met de vijand • engage the enemy (in battle)de strijd aanbinden tegen • enter upon a struggle against, struggle/fight againststrijd leveren • wage a fight, put up a fight/strugglede strijd volhouden • keep up the fight/struggletroepen in de strijd werpen • throw/fling troops into the frayin een strijd gewikkeld zijn • be involved in a fight/battlede strijd om het bestaan • the struggle for lifestrijd op leven en dood • a fight to the bitter endten strijde trekken (tegen) • go to/wage war againstgereed voor de strijd • ready for action/the fray2 innerlijke strijd • inner struggle/conflict4 in strijd met het fatsoen • in defiance of/contrary to decencyin strijd met het gezond verstand handelen • act contrary to common sensein strijd met de wet • against the lawmet elkaar in strijd zijn • conflict, be at variance; 〈 belangen ook〉 be antagonistic; 〈 beweringen ook〉 be contradictoryhet is in strijd met wat zij verleden week zei • it is inconsistent with/it conflicts with what she said last week -
17 tegenspraak
1 [protest] objection, protest, argument2 [ontkenning] denial3 [het tegenstrijdig zijn] contradiction♦voorbeelden:1 geen tegenspraak duldend • admitting no contradiction, peremptoryzonder tegenspraak volgde hij het bevel op • he obeyed the order without any objections2 niet aan tegenspraak onderhevig zijn • admit of no denial/argumentzonder tegenspraak • unchallenged3 dat is in flagrante tegenspraak met • that is in flagrant contradiction to/withonderlinge tegenspraak • internal contradiction(s)een tegenspraak in zichzelf • a contradiction in termsdat is in tegenspraak met hetgeen hij eerder gezegd heeft • that's inconsistent with/contradictory to what he said beforelijnrecht in tegenspraak met • in direct conflict with, in flat contradiction to -
18 tegenspreken
1 [zich met woorden verzetten tegen] object, protest, argue (with) ⇒ 〈 brutaal tegenspreken〉 answer/talk back3 [strijdig zijn] contradict♦voorbeelden:2 dat gerucht is door niemand tegengesproken • nobody disputed/refuted the rumourik moet u/je tegenspreken • I must disagree with you, I beg to differ with you3 elkaar tegensprekende mededelingen • contradictory/conflicting statementszichzelf tegenspreken • contradict oneselfhet een spreekt het ander tegen • the one is inconsistent with the other -
19 tegenstrijdige gevoelens
tegenstrijdige gevoelensVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > tegenstrijdige gevoelens
См. также в других словарях:
contradictory — I adjective abjuratory, absonant, adversative, adverse, antagonistic, antithetical, asserting the contrary, asserting the opposite, at odds, at variance, clashing, conflicting, confutative, confuting, contradicting, contradistinct,… … Law dictionary
Contradictory — Con tra*dict o*ry, a. [LL. contradictorius: cf. F. contradictoire.] 1. Affirming the contrary; implying a denial of what has been asserted; also, mutually contradicting; inconsistent. Contradictory assertions. South. [1913 Webster] 2. Opposing or … The Collaborative International Dictionary of English
contradictory — n contrary, antithesis, opposite, antonym, antipode (see under OPPOSITE adj) Analogous words: *converse, reverse contradictory adj contrary, antithetical, *opposite, anton ymous, antipodal, antipodean Analogous words: negating, nullifying (see… … New Dictionary of Synonyms
Contradictory — Con tra*dict o*ry, n.; pl. {Contradictories}. 1. A proposition or thing which denies or opposes another; contrariety. [1913 Webster] It is common with princes to will contradictories. Bacon. [1913 Webster] 2. pl. (Logic) propositions with the… … The Collaborative International Dictionary of English
contradictory evidence — index answer (judicial response) Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
contradictory class locations — contradictory class location … Dictionary of sociology
contradictory — (adj.) 1530s, mutually opposed, at variance, from L.L. contradictorius containing a contradiction or objection, from contradictus, pp. of contradicere (see CONTRADICTION (Cf. contradiction)). Meaning fond of contradicting is from 1891. Used… … Etymology dictionary
contradictory — [adj] antagonistic adverse, against, agin, anti, antipodal, antipodean, antithetic, antithetical, con, conflicting, contrary, converse, counter, counteractive, diametric, discrepant, incompatible, incongruous, inconsistent, irreconcilable,… … New thesaurus
contradictory — ► ADJECTIVE 1) mutually opposed or inconsistent. 2) containing inconsistent elements. DERIVATIVES contradictorily adverb contradictoriness noun … English terms dictionary
contradictory — [kän΄trə dik′tə rē] adj. [ME contradictorie < LL contradictorius] 1. involving a contradiction; inconsistent: also contradictive 2. inclined to contradict or deny n. pl. contradictories 1. something that contradicts; an opposite 2 … English World dictionary
contradictory — adj. VERBS ▪ appear, be, seem, sound ADVERB ▪ completely ▪ The evidence is completely contradictory. ▪ … Collocations dictionary